Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 30:14-34 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

14. Ieder die tot de getelden gaat behoren van twintig jaar oud en daarboven, zal de heffing voor de Here geven.

15. De rijke zal niet meer noch de arme minder dan een halve sikkel opbrengen, om die te geven als heffing voor de Here ter verzoening voor uw leven.

16. En gij zult het geld der verzoening van de Israëlieten nemen en het bestemmen voor de dienst in de tent der samenkomst; het zal voor de Israëlieten tot een gedachtenis zijn voor het aangezicht des Heren ter verzoening voor hun leven.

17. De Here sprak tot Mozes:

18. Gij nu zult een vat van koper maken met een voetstuk van koper, voor de afwassingen, het plaatsen tussen de tent der samenkomst en het altaar, en daar water in doen.

19. En Aäron en zijn zonen zullen daarin hun handen en voeten wassen.

20. Wanneer zij naar de tent der samenkomst komen, zullen zij zich met water wassen, opdat zij niet sterven; of wanneer zij naderen tot het altaar, om dienst te doen en een vuuroffer in rook te doen opgaan voor de Here.

21. Zij zullen dan hun handen en voeten wassen, opdat zij niet sterven; het zal voor hen een altoosdurende inzetting zijn, voor hem en voor zijn nakomelingen naar hun geslachten.

22. De Here sprak tot Mozes:

23. Gij nu, neem u zeer fijne specerijen: vijfhonderd sikkels vanzelf gevloeide mirre, en half zoveel: tweehonderd en vijftig sikkels, welriekende kaneel, en tweehonderd en vijftig sikkels welriekende kalmoes,

24. en vijfhonderd sikkels kassie, naar de heilige sikkel, en een hin olijfolie.

25. Gij zult het tot een heilige zalfolie maken, als een zorgvuldig bereid mengsel, zoals een zalfbereider dat bereidt; het zal een heilige zalfolie zijn.

26. Gij zult daarmede zalven de tent der samenkomst en de ark der getuigenis,

27. de tafel met al haar gerei, de kandelaar met al zijn gerei, en het reukofferaltaar;

28. het brandofferaltaar met al zijn gerei, het wasvat met zijn voetstuk.

29. Gij zult ze heiligen, zodat zij allerheiligst zijn; ieder die ze aanraakt, zal heilig zijn.

30. Ook Aäron en zijn zonen zult gij zalven en heiligen om voor Mij het priesterambt te bekleden.

31. En tot de Israëlieten zult gij spreken: Dit is voor Mij een heilige zalfolie van geslacht tot geslacht.

32. Op het lichaam van een mens zal zij niet uitgegoten worden, en volgens deze bereidingswijze moogt gij niets soortgelijks maken: zij is iets heiligs, heilig zal zij u zijn.

33. De man die iets soortgelijks zal bereiden en iets daarvan op een onbevoegde laat komen, zal uit zijn volksgenoten uitgeroeid worden.

34. De Here zeide tot Mozes: Neem u welriekende stoffen: druipende hars, onyx en galbanum, welriekende stoffen en reine wierook, in gelijke delen.

Lees verder hoofdstuk Exodus 30