Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 28:8-14 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

8. De gordel aan de efod om die aan te binden, op dezelfde wijze vervaardigd, zal daarmee één geheel vormen, van goud, blauwpurper, roodpurper, scharlaken en getweernd fijn linnen.

9. Gij zult twee chrysopraasstenen nemen en de namen der zonen van Israël daarin graveren,

10. zes van hun namen op de éne steen en de zes overige namen op de andere steen, naar de volgorde van hun geboorte.

11. Als kunstwerk van een steensnijder, als zegelgraveerwerk, zult gij de twee stenen met de namen der zonen van Israël graveren; ingevat in gouden kassen zult gij ze maken.

12. Dan zult gij de twee stenen op de schouderstukken van de efod zetten als gedachtenisstenen voor de Israëlieten: Aäron zal hun namen ter gedachtenis voor het aangezicht des Heren op zijn beide schouderstukken dragen.

13. Gij zult kassen van goud maken

14. en twee kettinkjes van louter goud; als snoeren zult gij ze maken, vlechtwerk, en gij zult de gevlochten kettinkjes aan de kassen bevestigen.

Lees verder hoofdstuk Exodus 28