Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 28:4-20 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

4. Dit nu zijn de klederen die zij maken zullen: een borstschild, een efod, een opperkleed, een onderkleed van bewerkte stof, een tulband en een gordel. Zo zullen zij heilige klederen maken voor uw broeder Aäron, en voor zijn zonen, om voor Mij het priesterambt te bekleden.

5. Daartoe zullen zij nemen goud, blauwpurper, roodpurper, scharlaken en fijn linnen.

6. Zij zullen de efod maken van goud, blauwpurper, roodpurper, scharlaken en getweernd fijn linnen: kunstig werk.

7. Twee verbonden schouderstukken zal hij hebben, aan de beide einden moet hij verbonden worden.

8. De gordel aan de efod om die aan te binden, op dezelfde wijze vervaardigd, zal daarmee één geheel vormen, van goud, blauwpurper, roodpurper, scharlaken en getweernd fijn linnen.

9. Gij zult twee chrysopraasstenen nemen en de namen der zonen van Israël daarin graveren,

10. zes van hun namen op de éne steen en de zes overige namen op de andere steen, naar de volgorde van hun geboorte.

11. Als kunstwerk van een steensnijder, als zegelgraveerwerk, zult gij de twee stenen met de namen der zonen van Israël graveren; ingevat in gouden kassen zult gij ze maken.

12. Dan zult gij de twee stenen op de schouderstukken van de efod zetten als gedachtenisstenen voor de Israëlieten: Aäron zal hun namen ter gedachtenis voor het aangezicht des Heren op zijn beide schouderstukken dragen.

13. Gij zult kassen van goud maken

14. en twee kettinkjes van louter goud; als snoeren zult gij ze maken, vlechtwerk, en gij zult de gevlochten kettinkjes aan de kassen bevestigen.

15. Gij zult een borstschild der beslissing maken, kunstig werk. Op dezelfde wijze als de efod zult gij het maken: van goud, blauwpurper, roodpurper, scharlaken en getweernd fijn linnen zult gij het maken.

16. Vierkant zal het zijn, dubbel, een span lang en een span breed.

17. Gij zult het vullen met een steenvulling, vier rijen stenen: een rij rode jaspis, chrysoliet en malachiet, de eerste rij;

18. de tweede rij: hematiet, lazuursteen en prasem;

19. de derde rij: barnsteen, agaat en amethist;

20. de vierde rij: turkoois, chrysopraas en nefriet. Met goud omgeven zullen zij in hun zettingen gevat zijn.

Lees verder hoofdstuk Exodus 28