Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 28:13-21 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

13. Gij zult kassen van goud maken

14. en twee kettinkjes van louter goud; als snoeren zult gij ze maken, vlechtwerk, en gij zult de gevlochten kettinkjes aan de kassen bevestigen.

15. Gij zult een borstschild der beslissing maken, kunstig werk. Op dezelfde wijze als de efod zult gij het maken: van goud, blauwpurper, roodpurper, scharlaken en getweernd fijn linnen zult gij het maken.

16. Vierkant zal het zijn, dubbel, een span lang en een span breed.

17. Gij zult het vullen met een steenvulling, vier rijen stenen: een rij rode jaspis, chrysoliet en malachiet, de eerste rij;

18. de tweede rij: hematiet, lazuursteen en prasem;

19. de derde rij: barnsteen, agaat en amethist;

20. de vierde rij: turkoois, chrysopraas en nefriet. Met goud omgeven zullen zij in hun zettingen gevat zijn.

21. En de stenen zullen overeenkomstig de namen der zonen van Israël twaalf in getal zijn, overeenkomstig hun namen; als zegelgraveerwerk zullen zij, elk met zijn naam, zijn voor de twaalf stammen.

Lees verder hoofdstuk Exodus 28