Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 27:11-20 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

11. Zo ook aan de noordzijde in de lengte gordijnen van honderd el lengte en daarvoor twintig pilaren, en twintig voetstukken van koper, voor de pilaren haken en dwarsstangen van zilver.

12. In de breedte nu van de voorhof aan de westzijde gordijnen van vijftig el, met hun tien pilaren en de tien voetstukken daarvan.

13. De breedte nu van de voorhof aan de oostzijde: vijftig el.

14. En vijftien el gordijnen voor het ene zijstuk, met hun drie pilaren en de drie voetstukken daarvan.

15. Ook voor het andere zijstuk vijftien el gordijnen, met hun drie pilaren en de drie voetstukken daarvan.

16. En voor de poort van de voorhof een gordijn van twintig el van blauwpurper, roodpurper, scharlaken en van getweernd fijn linnen – veelkleurig weefwerk – met de vier pilaren en de vier voetstukken daarvan.

17. Al de pilaren rondom de voorhof door zilveren dwarsstangen verbonden, en hun haken van zilver en hun voetstukken van koper.

18. De lengte van de voorhof honderd el, de breedte telkens vijftig en de hoogte vijf el van getweernd fijn linnen, en de voetstukken ervan van koper.

19. Wat al het gerei voor de gehele inrichting van de tabernakel betreft, en al zijn pinnen en al de pinnen van de voorhof – dat moet van koper zijn.

20. Gij zult de Israëlieten bevelen, dat zij u brengen zuivere olie, uit gestoten olijven, voor het licht, om voortdurend een lamp te kunnen laten branden.

Lees verder hoofdstuk Exodus 27