Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 26:8-12 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

8. De lengte van elk tentkleed zal dertig el zijn en de breedte van elk tentkleed vier el: eenzelfde maat voor de elf tentkleden.

9. Gij zult vijf van de tentkleden afzonderlijk verbinden en zes van de tentkleden afzonderlijk, en gij zult het zesde tentkleed dubbel leggen, aan de voorkant van de tent.

10. Gij zult vijftig lussen maken op de rand van het ene tentkleed, het laatste aan het ene stel, en vijftig lussen op de rand van het tentkleed, aan het andere stel.

11. Gij zult vijftig koperen haken maken en de haken in de lussen steken en de tent samenvoegen, zodat zij één geheel is.

12. Wat het overhangende betreft, dat overhangt aan de tentkleden der tent, de helft van het overhangende tentkleed zal overhangen aan de achterkant van de tabernakel.

Lees verder hoofdstuk Exodus 26