Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 26:12-29 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

12. Wat het overhangende betreft, dat overhangt aan de tentkleden der tent, de helft van het overhangende tentkleed zal overhangen aan de achterkant van de tabernakel.

13. Een el aan deze zijde en een el aan gene zijde van wat overhangt in de lengte van de tentkleden der tent zal overhangen aan de zijde van de tabernakel, aan deze en aan gene zijde, om haar te bedekken.

14. Ook zult gij een dekkleed voor de tent maken van roodgeverfde ramsvellen, en een dekkleed van tachasvellen daaroverheen.

15. Gij zult de planken voor de tabernakel maken van acaciahout, rechtopstaande;

16. tien el zal een plank lang zijn en anderhalve el breed.

17. Elke plank zal twee tappen hebben, zodat zij aan elkaar kunnen worden verbonden; zo zult gij met al de planken van de tabernakel doen.

18. Gij zult de planken voor de tabernakel maken, twintig planken aan de zuidkant.

19. En veertig zilveren voetstukken zult gij maken onder de twintig planken, twee voetstukken onder de ene plank voor haar beide tappen, en twee voetstukken onder de andere plank voor haar beide tappen.

20. Evenzo voor de andere zijde van de tabernakel aan de noordkant twintig planken

21. met veertig zilveren voetstukken: twee voetstukken onder de ene plank en twee voetstukken onder de andere plank.

22. Voor de achterzijde van de tabernakel aan de westkant zult gij zes planken maken.

23. Twee planken zult gij maken voor de hoeken van de tabernakel aan de achterkant.

24. Volkomen gelijk nu zullen zij zijn aan de onderkant en aan de bovenkant, tot de ene ring; zo zal het voor die beide zijn: zij zullen de beide hoeken vormen.

25. Er zullen dus acht planken zijn met haar zilveren voetstukken: zestien voetstukken; twee voetstukken onder de ene plank en twee voetstukken onder de andere plank.

26. Ook zult gij dwarsbalken maken van acaciahout: vijf voor de planken van de ene zijde van de tabernakel,

27. vijf dwarsbalken voor de planken van de andere zijde van de tabernakel, en vijf dwarsbalken voor de planken van de zijde van de tabernakel aan de achterkant naar het westen,

28. met de middelste dwarsbalk, in het midden der planken, dwars dóórlopende van het ene einde naar het andere.

29. De planken nu zult gij met goud overtrekken, de ringen zult gij van goud maken als houders voor de dwarsbalken, en de dwarsbalken zult gij met goud overtrekken.

Lees verder hoofdstuk Exodus 26