Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 25:5-14 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

5. roodgeverfde ramsvellen, tachasvellen en acaciahout;

6. olie voor het licht, specerijen voor de zalfolie en voor het welriekend reukwerk;

7. chrysopraasstenen en vulstenen voor de efod en voor het borstschild.

8. En zij zullen Mij een heiligdom maken, en Ik zal in hun midden wonen.

9. Gij zult het maken overeenkomstig alles wat Ik u toon, het model van de tabernakel en het model van al zijn gerei.

10. Zij moeten dan een ark van acaciahout maken, twee en een halve el lang, anderhalve el breed, en anderhalve el hoog.

11. Gij zult die overtrekken met louter goud; van binnen en van buiten zult gij die overtrekken en er rondom een gouden omlijsting op maken.

12. Gij zult er vier gouden ringen voor gieten en die bevestigen aan de vier voetstukken en wel twee ringen aan de ene zijwand en twee ringen aan de andere zijwand.

13. Gij zult draagstokken van acaciahout maken en die met goud overtrekken.

14. Gij zult de draagstokken steken in de ringen aan de zijwanden van de ark, om daarmee de ark te dragen.

Lees verder hoofdstuk Exodus 25