Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 25:28-40 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

28. Gij zult de draagstokken van acaciahout maken en ze met goud overtrekken, opdat daarmee de tafel gedragen worde.

29. Gij zult schotels, schalen, kannen en kommen maken, waarmee geplengd wordt; van louter goud zult gij ze maken.

30. En gij zult op de tafel geregeld toonbrood leggen voor mijn aangezicht.

31. Gij zult een kandelaar van louter goud maken, van gedreven werk zal de kandelaar gemaakt worden, het voetstuk zowel als de schacht; de bloemkelken, met knoppen en bloesems, zullen daarmee één geheel vormen.

32. Zes armen nu zullen uit zijn zijden uitsteken: drie armen van de kandelaar uit de ene zijde en drie armen van de kandelaar uit de andere zijde.

33. Drie bloemkelken in de vorm van amandelbloesem aan de ene arm, met knop en bloesem; en drie bloemkelken in de vorm van amandelbloesem aan de andere arm, met knop en bloesem; aldus voor de zes armen, die uit de kandelaar uitsteken.

34. Op de kandelaar vier bloemkelken in de vorm van amandelbloesem, met zijn knoppen en bloesems.

35. Ook een knop onder het eerste paar armen, die uit hem voortkomen, en een knop onder het tweede paar armen, die uit hem voortkomen, en een knop onder het derde paar armen, die uit hem voortkomen; (aldus) bij de zes armen, die uit de kandelaar uitsteken.

36. De knoppen en de armen zullen uit hem voortkomen, terwijl het geheel één gedreven werk van louter goud is.

37. Gij zult er zeven lampen voor maken en men zal die lampen erop zetten en het licht laten vallen naar de voorkant.

38. Zijn snuiters en zijn bakjes zullen van louter goud zijn.

39. Van een talent louter goud zal men hem maken, met al dit gerei.

40. Zie nu toe, dat gij alles maakt naar het model dat u daarvan op de berg getoond is.

Lees verder hoofdstuk Exodus 25