Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 25:1-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. De Here sprak tot Mozes:

2. Zeg tot de Israëlieten, dat zij voor Mij een heffing inzamelen; van iedere man, wiens hart hem dringt, zult gij voor Mij een heffing inzamelen.

3. Dit nu is de heffing die gij van hen inzamelen zult: goud, zilver, koper;

4. blauwpurper, roodpurper, scharlaken, fijn linnen, geitehaar;

5. roodgeverfde ramsvellen, tachasvellen en acaciahout;

6. olie voor het licht, specerijen voor de zalfolie en voor het welriekend reukwerk;

7. chrysopraasstenen en vulstenen voor de efod en voor het borstschild.

8. En zij zullen Mij een heiligdom maken, en Ik zal in hun midden wonen.

9. Gij zult het maken overeenkomstig alles wat Ik u toon, het model van de tabernakel en het model van al zijn gerei.

10. Zij moeten dan een ark van acaciahout maken, twee en een halve el lang, anderhalve el breed, en anderhalve el hoog.

11. Gij zult die overtrekken met louter goud; van binnen en van buiten zult gij die overtrekken en er rondom een gouden omlijsting op maken.

Lees verder hoofdstuk Exodus 25