Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 22:17-28 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

17. Indien haar vader ten stelligste weigert haar aan hem te geven, dan zal hij de bruidsprijs der maagden aan zilver afwegen.

18. Een tovenares zult gij niet in leven laten.

19. Alwie met een dier gemeenschap heeft, zal zeker ter dood gebracht worden.

20. Wie aan de goden offert, behalve aan de Here alleen, zal met de ban geslagen worden.

21. Een vreemdeling zult gij niet onderdrukken, noch hem benauwen, want gij zijt vreemdelingen geweest in het land Egypte.

22. Geen enkele weduwe of wees zult gij verdrukken.

23. Indien gij dezen toch verdrukt, voorzeker zal Ik, indien zij luide tot Mij roepen, hun geroep horen,

24. en mijn toorn zal ontbranden en Ik zal u met het zwaard doden, zodat uw vrouwen weduwen worden en uw kinderen wezen.

25. Indien gij aan mijn volk, aan de arme bij u, geld leent, zult gij u niet als een schuldeiser jegens hem gedragen: gij zult hem geen rente opleggen.

26. Indien gij het opperkleed van uw naaste tot pand neemt, zult gij het hem vóór zonsondergang teruggeven,

27. want dat is zijn enige bedekking, dat is de bekleding voor zijn huid – waarin zal hij zich te ruste leggen? Wanneer hij tot Mij om hulp zal roepen, zal Ik horen, want Ik ben genadig.

28. De goden zult gij niet vervloeken en een vorst onder uw volk zult gij niet verwensen.

Lees verder hoofdstuk Exodus 22