Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 21:5-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

5. Maar indien de slaaf nadrukkelijk zegt: Ik heb mijn heer, mijn vrouw en mijn kinderen lief, ik wil niet als vrij man weggaan,

6. dan zal zijn heer hem bij de goden brengen, hij zal hem bij de deur of de deurpost brengen, en zijn heer zal zijn oor met een priem doorboren en hij zal hem voor altijd dienen.

7. En wanneer iemand zijn dochter als slavin verkoopt, zal zij niet weggaan zoals de slaven weggaan.

8. Indien zij haar heer niet bevalt, die haar voor zichzelf bestemd had, dan moet hij haar laten loskopen; hij heeft niet de bevoegdheid haar aan een vreemd volk te verkopen, omdat hij trouweloos tegen haar gehandeld heeft.

9. Indien hij haar voor zijn zoon bestemt, zal hij haar naar het recht der dochters doen.

10. Indien hij zich een andere neemt, zal hij haar voeding, haar kleding en de echtelijke gemeenschap met haar niet verminderen.

11. Indien hij haar deze drie dingen niet doet, zal zij weggaan, om niet, zonder geld.

12. Wie iemand zo treft, dat hij sterft, zal zeker ter dood gebracht worden.

13. Maar voor het geval, dat hij het er niet op toelegde, doch dat God het zijn hand deed overkomen, zal Ik u een plaats aanwijzen, waarheen hij kan vluchten.

Lees verder hoofdstuk Exodus 21