Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 21:19-34 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

19. dan zal hij die de slag gaf, ongestraft blijven, wanneer de ander opstaat en met zijn stok buiten wandelt; slechts diens gedwongen rusttijd zal hij vergoeden en voor genezing zorgen.

20. Wanneer iemand zijn slaaf of zijn slavin met een stok slaat, zodat deze onder zijn hand sterft, zal deze zeker gewroken worden.

21. Slechts indien hij een dag of twee in leven blijft, zal hij niet gewroken worden, want het is zijn eigen geld.

22. Wanneer mannen vechten en een van hen stoot een zwangere vrouw, zodat haar vrucht afgaat, maar zonder ander letsel, dan zal zeker een boete worden geëist, naardat de man van die vrouw hem oplegt, en hij zal het volgens besluit van de rechters geven.

23. Maar indien er een ander letsel is, zult gij geven leven voor leven,

24. oog voor oog, tand voor tand, hand voor hand, voet voor voet,

25. blaar voor blaar, wond voor wond, striem voor striem.

26. Wanneer iemand het oog van zijn slaaf – of het oog van zijn slavin – raakt en het vernielt, zal hij hem om zijn oog vrijlaten.

27. En indien hij een tand van zijn slaaf – of een tand van zijn slavin – uitslaat, zal hij hem om zijn tand vrijlaten.

28. Wanneer een rund een man of een vrouw stoot, zodat deze sterft, dan zal het rund zeker gestenigd worden en zijn vlees zal niet gegeten worden, maar de eigenaar van het rund zal vrijuit gaan.

29. Indien echter dat rund reeds vroeger stotig was en zijn eigenaar gewaarschuwd was, maar hij het niet bewaakte, en het doodt een man of een vrouw, dan zal het rund gestenigd worden, maar ook de eigenaar zal ter dood gebracht worden.

30. Indien hem een zoengeld opgelegd wordt, dan zal hij alles wat hem opgelegd wordt, als losprijs voor zijn leven geven.

31. Stoot het een zoon of een dochter, dan zal met hem gehandeld worden volgens dezelfde verordening.

32. Maar indien het rund een slaaf of een slavin stoot, dan zal hij dertig sikkels zilver aan de heer van deze geven, en het rund zal gestenigd worden.

33. Wanneer iemand een put opent, of wanneer iemand een put graaft, zonder die te bedekken, en er valt een rund of een ezel in,

34. dan zal de eigenaar van de put vergoeding geven: hij zal er geld voor teruggeven aan de eigenaar ervan, maar het dode dier zal zijn eigendom zijn.

Lees verder hoofdstuk Exodus 21