Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 21:11-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

11. Indien hij haar deze drie dingen niet doet, zal zij weggaan, om niet, zonder geld.

12. Wie iemand zo treft, dat hij sterft, zal zeker ter dood gebracht worden.

13. Maar voor het geval, dat hij het er niet op toelegde, doch dat God het zijn hand deed overkomen, zal Ik u een plaats aanwijzen, waarheen hij kan vluchten.

14. Doch wanneer iemand misdadig handelt tegen zijn naaste en hem met list doodt, dan zult gij hem van mijn altaar weghalen, opdat hij sterve.

15. Wie zijn vader of zijn moeder slaat, zal zeker ter dood gebracht worden.

16. Wie een mens rooft, hetzij hij hem reeds verkocht heeft, hetzij deze nog in zijn bezit wordt aangetroffen, zal zeker ter dood gebracht worden.

17. Wie zijn vader of zijn moeder vervloekt, zal zeker ter dood gebracht worden.

18. Wanneer mannen twisten en de een slaat de ander met een steen of met de vuist, zodat deze wel niet sterft, maar bedlegerig wordt,

19. dan zal hij die de slag gaf, ongestraft blijven, wanneer de ander opstaat en met zijn stok buiten wandelt; slechts diens gedwongen rusttijd zal hij vergoeden en voor genezing zorgen.

Lees verder hoofdstuk Exodus 21