Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 17:9-16 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. En Mozes zeide tot Jozua: Kies ons mannen uit, trek uit, strijd tegen Amalek, morgen zal ik op de heuveltop staan met de staf Gods in mijn hand.

10. Jozua nu deed, zoals Mozes tot hem gezegd had en streed tegen Amalek; maar Mozes, Aäron en Chur hadden de heuveltop bestegen.

11. En wanneer Mozes zijn hand ophief, had Israël de overhand, maar wanneer hij zijn hand liet zakken, had Amalek de overhand.

12. Toen de handen van Mozes zwaar werden, namen zij een steen, legden die onder hem neer, zodat hij daarop kon gaan zitten; en Aäron en Chur ondersteunden zijn handen, de een aan de ene en de ander aan de andere zijde, zodat zijn handen onbeweeglijk bleven tot zonsondergang.

13. Zo overwon Jozua Amalek en diens volk door de scherpte des zwaards.

14. En de Here zeide tot Mozes: Schrijf dit ter gedachtenis in een boek, en prent het Jozua in, dat Ik de herinnering aan Amalek onder de hemel volledig zal uitwissen.

15. Toen bouwde Mozes een altaar en noemde het: de Here is mijn banier.

16. En hij zeide: De hand op de troon des Heren! De Here heeft een strijd tegen Amalek, van geslacht tot geslacht.

Lees verder hoofdstuk Exodus 17