Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 12:44-51 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

44. Iedere slaaf, die door iemand voor geld is gekocht, mag er eerst van eten, wanneer gij hem besneden hebt.

45. Een bijwoner en een dagloner mogen er niet van eten.

46. In één huis zal het gegeten worden; gij zult van het vlees niets uit het huis naar buiten brengen; geen been zult gij ervan breken.

47. De gehele vergadering van Israël zal dit vieren.

48. Maar wanneer een vreemdeling bij u vertoeft en de Here het Pascha wil vieren, dan zal ieder van het mannelijk geslacht, die bij hem behoort, besneden worden; eerst dan mag hij naderen om het te vieren; hij zal gelden als in het land geboren. Maar geen enkele onbesnedene mag ervan eten.

49. Eénzelfde wet zal gelden voor de geboren Israëliet en voor de vreemdeling, die in uw midden vertoeft.

50. Alle Israëlieten deden aldus; zoals de Here Mozes en Aäron geboden had, zo deden zij.

51. En op deze zelfde dag leidde de Here de Israëlieten uit het land Egypte, volgens hun legerscharen.

Lees verder hoofdstuk Exodus 12