Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 10:1-5 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. En de Here zeide tot Mozes: Ga tot Farao, want Ik heb zijn hart en dat van zijn dienaren onvermurwbaar gemaakt, opdat Ik deze mijn tekenen onder hen tone,

2. en gij aan uw kind en kleinkind kunt vertellen, wat Ik de Egyptenaren heb aangedaan en welke tekenen Ik onder hen verricht heb, opdat gij weet, dat Ik de Here ben.

3. Toen kwamen Mozes en Aäron tot Farao en zeiden tot hem: Zo zegt de Here, de God der Hebreeën: hoe lang zult gij weigeren u voor mijn aangezicht te verootmoedigen? Laat mijn volk gaan om Mij te dienen.

4. Want indien gij weigert mijn volk te laten gaan, dan zal Ik morgen sprinkhanen in uw gebied laten komen;

5. zij zullen de oppervlakte van het land bedekken, zodat men het land niet zal kunnen zien; zij zullen de rest, het overgeblevene, dat u nog uit de hagelbuien gespaard is, afvreten, ja, alle bomen die op uw veld groeien, afvreten.

Lees verder hoofdstuk Exodus 10