Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 1:15-18 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

15. Ook beval de koning van Egypte de vroedvrouwen der Hebreeuwse vrouwen, van wie de een Sifra heette en de ander Pua:

16. Wanneer gij de Hebreeuwse vrouwen bij de bevalling helpt, dan moet gij goed toezien bij de verlossing; indien het een zoon is, dan moet gij hem doden, maar indien het een dochter is, mag zij blijven leven.

17. De vroedvrouwen echter vreesden God en deden niet wat de koning van Egypte haar gezegd had, maar lieten de jongens in leven.

18. Toen ontbood de koning van Egypte de vroedvrouwen en zeide tot haar: Waarom hebt gij dit gedaan en de jongens laten leven?

Lees verder hoofdstuk Exodus 1