Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 1:1-8 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Dit nu zijn de namen der zonen van Israël, die met Jakob naar Egypte gekomen zijn; zij kwamen er ieder met zijn gezin:

2. Ruben, Simeon, Levi en Juda;

3. Issakar, Zebulon en Benjamin;

4. Dan en Naftali, Gad en Aser.

5. De afstammelingen van Jakob waren zeventig zielen in het geheel. Jozef echter was reeds in Egypte.

6. En Jozef stierf, benevens al zijn broeders en dat gehele geslacht.

7. De Israëlieten nu waren vruchtbaar en breidden zich snel uit; zij vermenigvuldigden zich en werden uitermate talrijk, zodat het land met hen vervuld werd.

8. Toen kwam er een nieuwe koning over Egypte, die Jozef niet gekend had.

Lees verder hoofdstuk Exodus 1