Oude Testament

Nieuwe Testament

Ester 4:1-5 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Toen Mordekai vernam al wat er gebeurd was, verscheurde Mordekai zijn klederen, hulde zich in zak en as en ging door het midden van de stad, terwijl hij luid en bitter jammerde.

2. Zó kwam hij tot vóór de poort des konings, want niemand mocht met rouwgewaad bekleed de poort des konings binnengaan.

3. In elk gewest, waar het bevel en de wet des konings waren aangekomen, was bij de Joden diepe rouw, vasten, geween en geklaag: voor velen werd zak en as als bed uitgespreid.

4. Toen nu de dienaressen en de hovelingen van Ester haar dit mededeelden, schrok de koningin hevig en zij zond klederen om Mordekai daarmede te kleden en zijn rouwgewaad van hem weg te nemen, maar hij nam ze niet aan.

5. Toen ontbood Ester Hatak, een van de hovelingen des konings, die hij in haar dienst had gesteld, en gaf hem een opdracht aangaande Mordekai om te weten te komen wat het betekende en waartoe het diende.

Lees verder hoofdstuk Ester 4