Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 8:14-20 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

14. uw hart zich niet verheffe, en gij de Here, uw God, vergeet, die u uit het land Egypte, uit het diensthuis, geleid heeft,

15. die u deed gaan door de grote en vreselijke woestijn, met vurige slangen en schorpioenen en dorstig land zonder water; die uit de harde rots voor u water te voorschijn deed komen,

16. die u in de woestijn met het manna voedde, dat uw vaderen niet gekend hebben, om u te verootmoedigen, u op de proef te stellen en u ten laatste wèl te doen.

17. Zeg dan niet bij uzelf: mijn kracht en de sterkte mijner hand heeft mij dit vermogen verworven.

18. Maar gij zult aan de Here, uw God, denken, want Hij is het, die u kracht geeft om vermogen te verwerven, ten einde het verbond gestand te doen, dat Hij uw vaderen gezworen heeft – zoals dit heden het geval is.

19. Maar het zal geschieden, indien gij de Here, uw God, te enen male vergeet en andere goden achterna loopt, hen dient en u voor hen nederbuigt – ik betuig heden tegen u, dat gij voorzeker zult omkomen;

20. evenals de volken, die de Here doet omkomen om uwentwil, zult ook gij omkomen, omdat gij naar de stem van de Here, uw God, niet wildet luisteren.

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 8