14. uw hart zich niet verheffe, en gij de Here, uw God, vergeet, die u uit het land Egypte, uit het diensthuis, geleid heeft,
15. die u deed gaan door de grote en vreselijke woestijn, met vurige slangen en schorpioenen en dorstig land zonder water; die uit de harde rots voor u water te voorschijn deed komen,
16. die u in de woestijn met het manna voedde, dat uw vaderen niet gekend hebben, om u te verootmoedigen, u op de proef te stellen en u ten laatste wèl te doen.
17. Zeg dan niet bij uzelf: mijn kracht en de sterkte mijner hand heeft mij dit vermogen verworven.
18. Maar gij zult aan de Here, uw God, denken, want Hij is het, die u kracht geeft om vermogen te verwerven, ten einde het verbond gestand te doen, dat Hij uw vaderen gezworen heeft – zoals dit heden het geval is.
19. Maar het zal geschieden, indien gij de Here, uw God, te enen male vergeet en andere goden achterna loopt, hen dient en u voor hen nederbuigt – ik betuig heden tegen u, dat gij voorzeker zult omkomen;
20. evenals de volken, die de Here doet omkomen om uwentwil, zult ook gij omkomen, omdat gij naar de stem van de Here, uw God, niet wildet luisteren.