Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 8:1-8 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Heel het gebod, dat ik u heden opleg, zult gij naarstig onderhouden, opdat gij moogt leven en talrijk worden en het land binnengaan en in bezit nemen, dat de Here uw vaderen onder ede beloofd heeft.

2. Gedenk dan heel de weg, waarop de Here, uw God, u deze veertig jaar in de woestijn heeft geleid, om u te verootmoedigen en u op de proef te stellen ten einde te weten, wat er in uw hart was: of gij al dan niet zijn geboden zoudt onderhouden.

3. Ja, Hij verootmoedigde u, deed u honger lijden en gaf u het manna te eten, dat gij niet kendet en dat ook uw vaderen niet gekend hadden, om u te doen weten, dat de mens niet alleen van brood leeft, maar dat de mens leeft van alles wat uit de mond des Heren uitgaat.

4. Het kleed dat gij draagt, is niet versleten en uw voet is niet gezwollen in deze veertig jaar.

5. Erken dan van harte, dat de Here, uw God, u vermaant, zoals een man zijn zoon vermaant,

6. en onderhoud de geboden van de Here, uw God, door in zijn wegen te wandelen en Hem te vrezen.

7. Want de Here, uw God, brengt u in een goed land, een land van beken, bronnen en wateren, die in de dalen en op de bergen ontspringen;

8. een land van tarwe en gerst, van wijnstokken, vijgebomen en granaatappelen; een land van olierijke olijfbomen en honig;

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 8