Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 7:21-26 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

21. Sidder niet voor hen, want de Here, uw God, is in uw midden, een grote en vreselijke God.

22. De Here, uw God, zal deze volken langzamerhand voor u uit verdrijven; gij zult hen niet in korte tijd mogen vernietigen, opdat het wild gedierte u niet te talrijk worde.

23. Zo zal de Here, uw God, hen aan u overleveren en hen in grote verwarring brengen, totdat zij verdelgd zijn.

24. Hun koningen zal Hij in uw macht geven, zodat gij hun naam van onder de hemel doet verdwijnen; niemand zal tegen u standhouden, totdat gij hen verdelgd hebt.

25. De gesneden beelden van hun goden zult gij met vuur verbranden; het zilver en het goud daaraan zult gij niet begeren en u niet toeëigenen, opdat gij daardoor niet verstrikt wordt, want het is een gruwel voor de Here, uw God.

26. En gij zult geen gruwel in uw huis brengen, zodat gijzelf evenzo onder de ban zoudt komen; gij zult het ten sterkste verfoeien en verafschuwen, want het ligt onder de ban.

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 7