Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 5:7-14 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

7. Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben.

8. Gij zult u geen gesneden beeld maken van enige gestalte, die boven in de hemel of onder op de aarde is of die in de wateren onder de aarde is.

9. Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de Here, uw God, ben een naijverig God, die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de kinderen en aan het derde en aan het vierde geslacht van hen die Mij haten,

10. en die barmhartigheid doe aan duizenden van hen die Mij liefhebben en mijn geboden onderhouden.

11. Gij zult de naam van de Here, uw God, niet ijdel gebruiken, want de Here zal niet onschuldig houden wie zijn naam ijdel gebruikt.

12. Onderhoud de sabbatdag, dat gij die heiligt, zoals de Here, uw God, u geboden heeft.

13. Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen,

14. maar de zevende dag is de sabbat van de Here, uw God; dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw rund, noch uw ezel, noch uw overige vee, noch de vreemdeling die in uw steden woont, opdat uw dienstknecht en uw dienstmaagd rusten zoals gij;

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 5