Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 5:26-32 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

26. Want welke sterveling is er, die de stem van de levende God heeft horen spreken uit het midden van het vuur, zoals wij, en die in leven is gebleven?

27. Nader gij en hoor alles wat de Here, onze God, zegt, en breng gij dan alles aan ons over wat de Here, onze God, tot u spreekt; dan zullen wij het horen en doen.

28. Toen de Here uw woorden hoorde, terwijl gij tot mij spraakt, zeide de Here tot mij: Ik heb de woorden van dit volk gehoord, die zij tot u spraken; het is goed, alles wat zij gezegd hebben.

29. Och, hadden zij steeds zulk een hart om Mij te vrezen en om al mijn geboden te onderhouden, opdat het hun en hun kinderen voor altoos wèl mocht gaan!

30. Ga, zeg tot hen: Keert naar uw tenten terug.

31. Maar sta gij hier bij Mij, opdat Ik u mededele heel het gebod, al de inzettingen en verordeningen, die gij hun moet leren, opdat zij die nakomen in het land, dat Ik hun geven zal om het in bezit te nemen.

32. Onderhoudt ze naarstig, zoals de Here, uw God, u geboden heeft; wijkt niet af, naar rechts noch naar links.

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 5