Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 5:16-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

16. Eer uw vader en uw moeder, zoals de Here, uw God, u geboden heeft, opdat uw dagen verlengd worden en het u wèl ga in het land, dat de Here, uw God, u geeft.

17. Gij zult niet doodslaan.

18. En gij zult niet echtbreken.

19. En gij zult niet stelen.

20. En gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste.

21. En gij zult niet begeren uws naasten vrouw, gij zult uw zinnen niet zetten op uws naasten huis, noch op zijn akker, noch op zijn dienstknecht, zijn dienstmaagd, zijn rund, zijn ezel, noch op iets, dat van uw naaste is.

22. Deze woorden heeft de Here tot uw gehele gemeente gesproken op de berg, uit het midden van het vuur, de wolk en de donkerheid, met luider stem, en Hij voegde daaraan niets toe; Hij schreef ze op twee stenen tafelen en gaf mij die.

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 5