Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 4:39-46 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

39. Weet daarom heden en neem het ter harte, dat de Here de enige God is in de hemel daar boven en op de aarde hier beneden, er is geen ander.

40. Onderhoud dan zijn inzettingen en zijn geboden, die ik u heden opleg, opdat het u en uw kinderen na u wèl ga en opdat gij lang leeft in het land, dat de Here, uw God, u geven zal voor altijd.

41. Toen zonderde Mozes drie steden af aan de overzijde van de Jordaan, in het oosten,

42. opdat een doodslager, die zijn naaste onvoorbedacht gedood had, zonder dat hij tevoren haat tegen hem koesterde, daarheen zou vluchten, zodat hij, wanneer hij naar een dezer steden was gevlucht, in het leven kon blijven:

43. Beser in de woestijn, in het gebied der hoogvlakte, voor de Rubenieten, Ramot in Gilead voor de Gadieten en Golan in Basan voor de Manassieten.

44. Dit nu is de wet, die Mozes de Israëlieten voorlegde.

45. Dit zijn de getuigenissen, de inzettingen en de verordeningen, die Mozes de Israëlieten aangezegd heeft, op hun tocht uit Egypte;

46. aan de overzijde van de Jordaan, in het dal tegenover Bet-Peor, in het land van Sichon, de koning der Amorieten, die te Chesbon had gewoond, die Mozes en de Israëlieten verslagen hadden op hun tocht uit Egypte,

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 4