Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 34:8-12 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

8. En de Israëlieten beweenden Mozes in de velden van Moab dertig dagen lang, totdat de dagen van de rouwklacht over Mozes ten einde waren.

9. Jozua nu, de zoon van Nun, was vol van de geest der wijsheid, want Mozes had zijn handen op hem gelegd. Daarom luisterden de Israëlieten naar hem en deden zoals de Here Mozes geboden had.

10. Zoals Mozes, dien de Here gekend heeft van aangezicht tot aangezicht, is er in Israël geen profeet meer opgestaan –

11. getuige al de tekenen en wonderen, die de Here hem heeft opgedragen te doen in het land Egypte aan Farao, aan al zijn hovelingen en aan zijn gehele land,

12. en getuige al het machtsbetoon en al de schrikwekkende, grote daden, die Mozes ten aanschouwen van geheel Israël gewrocht heeft.

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 34