Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 32:40-48 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

40. Voorwaar, Ik hef mijn hand ten hemelen zeg: Zowaar Ik in eeuwigheid leef:

41. als Ik mijn bliksemend zwaard wet,en mijn hand grijpt naar het gericht,dan zal Ik wraak oefenen aan mijn tegenstanders,en vergelding brengen over wie Mij haten.

42. Ik zal mijn pijlen dronken maken van bloed,en mijn zwaard zal vlees verslinden:het bloed der verslagenen en der gevangenen,de harige hoofden der vijanden.

43. Jubelt, gij natiën, om zijn volk,want Hij wreekt het bloed van zijn knechten,Hij oefent wraak aan zijn tegenstandersen verzoent zijn land, zijn volk.

44. Mozes dan kwam en sprak ten aanhoren van het volk al de woorden van dit lied, samen met Hosea, de zoon van Nun.

45. En nadat Mozes al deze woorden tot geheel Israël gesproken had,

46. zeide hij tot hen: Neemt al de woorden ter harte, waarmee ik u heden vermaan, opdat gij daarmee uw kinderen zult opdragen al de woorden dezer wet nauwgezet te onderhouden.

47. Want dit is voor u geen ledig woord, maar dit is uw leven: door dit woord zult gij lang wonen in het land, dat gij na het overtrekken van de Jordaan in bezit zult nemen.

48. Voorts zeide de Here op diezelfde dag tot Mozes:

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 32