Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 32:31-46 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

31. Want hun rots is niet als onze Rots;onze vijanden mogen zelf oordelen.

32. Waarlijk, hun wijnstok stamt uit de wijnstok van Sodomen uit de wijngaarden van Gomorra;hun druiven zijn giftige druiven,bitter zijn hun trossen.

33. Hun wijn is slangevenijnen wreed addervergif.

34. Is het niet bij Mij weggeborgen,verzegeld in mijn schatkamers?

35. Mij komt de wraak toe en de vergeldingtegen de tijd, dat hun voet zal wankelen,want de dag van hun verderf is nabij,snel komt nader wat over hen is beschikt.

36. Want de Here zal recht doen aan zijn volken Zich ontfermen over zijn knechten;wanneer Hij ziet, dat hun kracht vergaan is,van hoog tot laag allen hun einde gevonden hebben,

37. dan zal Hij zeggen: Waar zijn hun goden,– de rots, waarbij zij schuilden –

38. die het vet van hun slachtoffers aten,de wijn van hun plengoffers dronken?Laat hen opstaan om u te redden,zodat gij bescherming vindt.

39. Ziet nu, dat Ik, Ik het ben,daar is geen God, behalve Mij.Ik dood en doe herleven,Ik verbrijzel en Ik genees,en niemand is er die redt uit mijn macht.

40. Voorwaar, Ik hef mijn hand ten hemelen zeg: Zowaar Ik in eeuwigheid leef:

41. als Ik mijn bliksemend zwaard wet,en mijn hand grijpt naar het gericht,dan zal Ik wraak oefenen aan mijn tegenstanders,en vergelding brengen over wie Mij haten.

42. Ik zal mijn pijlen dronken maken van bloed,en mijn zwaard zal vlees verslinden:het bloed der verslagenen en der gevangenen,de harige hoofden der vijanden.

43. Jubelt, gij natiën, om zijn volk,want Hij wreekt het bloed van zijn knechten,Hij oefent wraak aan zijn tegenstandersen verzoent zijn land, zijn volk.

44. Mozes dan kwam en sprak ten aanhoren van het volk al de woorden van dit lied, samen met Hosea, de zoon van Nun.

45. En nadat Mozes al deze woorden tot geheel Israël gesproken had,

46. zeide hij tot hen: Neemt al de woorden ter harte, waarmee ik u heden vermaan, opdat gij daarmee uw kinderen zult opdragen al de woorden dezer wet nauwgezet te onderhouden.

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 32