Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 32:15-31 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

15. Toen werd Jesurun vet, en sloeg achteruit– vet werd gij, dik en vet gemest –en hij verwierp God, die hem gemaakt had,hij minachtte de Rots van zijn heil.

16. Zij verwekten Hem tot naijver door vreemde goden,met gruwelen krenkten zij Hem;

17. zij offerden aan de boze geesten, die geen goden zijn,aan goden, die zij niet hebben gekend,nieuwe goden, die kort tevoren opgekomen waren,voor welke uw vaderen niet gehuiverd hadden.

18. De Rots, die u verwekt heeft, hebt gij veronachtzaamden vergeten de God, die u heeft voortgebracht.

19. Toen de Here dat zag, heeft Hij hen verworpen,omdat Hij gekrenkt was door zijn zonen en dochteren;

20. Hij zeide: Ik wil mijn aangezicht voor hen verbergenen zien, wat hun einde wezen zal,want zij zijn een verkeerd geslacht,kinderen, die geen trouw kennen.

21. Zij verwekten Mij tot naijver door wat geen god is,zij krenkten Mij met hun ijdelheden.Daarom zal Ik hen tot naijver verwekken door wat geen natie is,door een dwaas volk zal Ik hen krenken.

22. Want een vuur is in mijn toorn ontstoken,het brandt tot in de diepten van het dodenrijk;het verteert de aarde met wat zij opbrengten verzengt de grondvesten der bergen.

23. Ik zal rampen over hen ophopen,al mijn pijlen tegen hen afschieten.

24. Als zij uitgeput zijn van honger en verteerd van koortsgloeden dodelijke ziekte,dan zal Ik de tanden der wilde dieren tegen hen loslaten,met het venijn van wat schuifelt in het stof.

25. Buitenshuis zal het zwaard verdelgen,en binnenskamers de ontzetting:jongeling zowel als maagd,zuigeling en grijsaard.

26. Ik zou gezegd hebben: Ik zal hen wegblazen,een einde maken aan hun gedachtenis onder de stervelingen,

27. indien Ik de hoon van de vijand niet gevreesd had,dat hun tegenstanders het zouden misverstaanen zeggen: onze hand was verheven,niet de Here heeft dit alles gedaan.

28. Want zij zijn een volk, dat elk begrip mist,en er is bij hen geen inzicht.

29. Indien zij wijs waren, zouden zij dit verstaan,zij zouden op hun einde letten.

30. Hoe zou één er duizend kunnen najagenen zouden twee er tienduizend op de vlucht kunnen drijven,als niet hun Rots hen verkochten de Here hen prijsgegeven had.

31. Want hun rots is niet als onze Rots;onze vijanden mogen zelf oordelen.

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 32