Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 31:25-30 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

25. gebood hij de Levieten, die de ark van het verbond des Heren droegen:

26. Neemt dit wetboek en legt het naast de ark des verbonds van de Here, uw God, opdat het daar tot getuige tegen u zij.

27. Want ik ken uw weerspannigheid en hardnekkigheid. Wanneer gij, terwijl ik thans nog levend bij u ben, tegen de Here weerspannig zijt geweest, hoeveel te meer dan na mijn dood!

28. Roept alle oudsten uwer stammen en uw opzieners bij mij samen, opdat ik te hunnen aanhoren de volgende woorden spreke en tegen hen de hemel en de aarde tot getuigen aanroepe.

29. Want ik weet, dat gij na mijn dood zeer verderfelijk handelen zult en afwijken van de weg, die ik u geboden heb; daarom zal na verloop van tijd het onheil over u komen, wanneer gij doet wat kwaad is in de ogen des Heren en Hem krenkt door het maaksel uwer handen.

30. Toen sprak Mozes ten aanhoren van de gehele gemeente van Israël de woorden van dit lied ten einde toe.

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 31