Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 29:21-24 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

21. De Here zal hem uit alle stammen van Israël afzonderen ten verderve overeenkomstig alle vervloekingen van het verbond, dat in dit wetboek beschreven is.

22. Dan zullen het volgende geslacht – uw zonen, die na u zullen opstaan – en de buitenlander, die van verre komt, wanneer zij de plagen en de ziekten zien, die de Here in dit land heeft doen uitbreken,

23. en dat de gehele bodem er zwavel, zout en vuurbrand is, dat hij niet bezaaid wordt en niets laat uitspruiten en er geen gewas uit opschiet, zoals toen Sodom, Gomorra, Adma en Seboïm onderstboven gekeerd werden, die de Here in zijn toorn en grimmigheid onderstboven gekeerd heeft –

24. dan zullen alle volken zeggen: Waarom heeft de Here zo met dit land gedaan? Wat betekent deze geweldig brandende toorn?

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 29