Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 28:31-39 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

31. Uw rund zal voor uw ogen geslacht worden, maar gij zult daarvan niet eten. Uw ezel zal in uw bijzijn geroofd worden, en niet tot u terugkeren. Uw kleinvee zal aan uw vijanden worden gegeven, zonder dat iemand u te hulp komt.

32. Uw zonen en dochters zullen aan een ander volk worden overgeleverd, terwijl gij het met eigen ogen ziet, en de gehele dag naar hen smacht, zonder iets te kunnen doen.

33. Een volk, dat gij niet kent, zal de vrucht van uw bodem eten en alles waarvoor gij gezwoegd hebt; bij voortduring zult gij slechts verdrukt en vertrapt worden.

34. Gij zult waanzinnig worden vanwege het schouwspel, dat uw ogen zullen zien.

35. De Here zal u slaan met boze zweren aan de knieën en aan de dijen, waarvan gij niet kunt genezen – van uw voetzool af tot uw schedel toe.

36. De Here zal u en de koning, die gij over u hebt aangesteld, naar een volk voeren dat gij niet kendet, gij noch uw vaderen; aldaar zult gij andere goden dienen, hout en steen.

37. Gij zult een voorwerp van ontzetting worden, een spreekwoord en een spotrede onder alle volken, naar wier land de Here u wegvoert.

38. Veel zaad zult gij naar de akker brengen, maar weinig inzamelen, want de sprinkhaan zal het afvreten.

39. Wijngaarden zult gij planten en bewerken, maar geen wijn drinken of opleggen; want de worm zal eraan knagen.

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 28