Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 28:18-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

18. Vervloekt zal zijn de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw bodem, de worp van uw runderen en de dracht van uw kleinvee.

19. Vervloekt zult gij zijn bij uw ingang en vervloekt bij uw uitgang.

20. De Here zal over u de vloek, de verwarring en de bedreiging doen komen in alles wat gij onderneemt en wat gij doet, totdat gij verdelgd wordt en snel te gronde gaat vanwege de slechtheid uwer daden, omdat gij Mij verlaten hebt.

21. De Here zal de pest aan u doen kleven, totdat zij u heeft weggevaagd uit het land, dat gij in bezit gaat nemen.

22. De Here zal u slaan met tering, koorts, brand, ontstekingen, droogte, brandkoren en honigdauw: zij zullen u vervolgen, totdat gij te gronde gaat.

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 28