Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 27:9-18 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. Ook spraken Mozes en de levitische priesters tot geheel Israël: Zwijg, Israël, en luister. Heden zijt gij geworden tot het volk van de Here, uw God.

10. Daarom zult gij luisteren naar de stem van de Here, uw God, en zijn geboden en inzettingen onderhouden, die ik u heden opleg.

11. Op die dag gebood Mozes het volk:

12. Wanneer gij de Jordaan overgetrokken zijt, zullen zich op de berg Gerizim opstellen om het volk te zegenen: Simeon, Levi, Juda, Issakar, Jozef en Benjamin.

13. En op de berg Ebal zullen zich opstellen om te vervloeken: Ruben, Gad, Aser, Zebulon, Dan en Naftali.

14. Dan zullen de Levieten met luider stem voor alle mannen in Israël betuigen:

15. Vervloekt is de man, die een gesneden of gegoten beeld maakt, een gruwel voor de Here, het maaksel der handen van een werkman, en dit in het verborgene opstelt. En het gehele volk zal antwoorden: Amen.

16. Vervloekt is hij, die zijn vader of moeder veracht. En het gehele volk zal zeggen: Amen.

17. Vervloekt is hij, die de grensscheiding van zijn naaste verlegt. En het gehele volk zal zeggen: Amen.

18. Vervloekt is hij, die een blinde op een verkeerde weg leidt. En het gehele volk zal zeggen: Amen.

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 27