Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 27:13-26 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

13. En op de berg Ebal zullen zich opstellen om te vervloeken: Ruben, Gad, Aser, Zebulon, Dan en Naftali.

14. Dan zullen de Levieten met luider stem voor alle mannen in Israël betuigen:

15. Vervloekt is de man, die een gesneden of gegoten beeld maakt, een gruwel voor de Here, het maaksel der handen van een werkman, en dit in het verborgene opstelt. En het gehele volk zal antwoorden: Amen.

16. Vervloekt is hij, die zijn vader of moeder veracht. En het gehele volk zal zeggen: Amen.

17. Vervloekt is hij, die de grensscheiding van zijn naaste verlegt. En het gehele volk zal zeggen: Amen.

18. Vervloekt is hij, die een blinde op een verkeerde weg leidt. En het gehele volk zal zeggen: Amen.

19. Vervloekt is hij, die het recht van vreemdeling, wees en weduwe buigt. En het gehele volk zal zeggen: Amen.

20. Vervloekt is hij, die gemeenschap heeft met de vrouw van zijn vader, want hij heeft zijns vaders dek opgeslagen. En het gehele volk zal zeggen: Amen.

21. Vervloekt is hij, die gemeenschap heeft met een dier. En het gehele volk zal zeggen: Amen.

22. Vervloekt is hij, die gemeenschap heeft met zijn zuster, de dochter van zijn vader of van zijn moeder. En het gehele volk zal zeggen: Amen.

23. Vervloekt is hij, die gemeenschap heeft met zijn schoonmoeder. En het gehele volk zal zeggen:Amen.

24. Vervloekt is hij, die in het geheim zijn naaste doodt. En het gehele volk zal zeggen: Amen.

25. Vervloekt is hij, die een geschenk aanneemt om iemand te doden en onschuldig bloed te vergieten. En het gehele volk zal zeggen: Amen.

26. Vervloekt is hij, die de woorden van deze wet niet metterdaad volbrengt. En het gehele volk zal zeggen: Amen.

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 27