Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 23:17-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

17. Er zal onder de dochters van Israël geen aan ontucht gewijde vrouw zijn, en er zal onder de zonen van Israël geen aan ontucht gewijde man zijn.

18. Gij zult geen hoerenloon of hondengeld in het huis van de Here, uw God, brengen ter vervulling van een of andere gelofte, want deze beide zijn de Here, uw God, een gruwel.

19. Gij zult van uw broeder geen rente nemen noch van geld noch van levensmiddelen noch van iets, dat men tegen rente lenen kan.

20. Van de buitenlander moogt gij rente nemen, maar van uw broeder zult gij geen rente nemen – opdat de Here, uw God, u zegene in alles wat gij onderneemt in het land, dat gij in bezit gaat nemen.

21. Wanneer gij de Here, uw God, een gelofte doet, zult gij er niet mee talmen haar in te lossen, want de Here, uw God, zou ze toch van u eisen en dan zoudt gij u bezondigen.

22. Maar, wanneer gij u onthoudt van het doen van een gelofte, bezondigt gij u niet.

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 23