Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 23:1-7 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Hij, die door kneuzing ontmand is of wie het mannelijk lid is afgesneden, zal niet in de gemeente des Heren komen.

2. Een bastaard zal niet in de gemeente des Heren komen; zelfs zijn tiende geslacht zal niet in de gemeente des Heren komen.

3. Een Ammoniet of Moabiet zal niet in de gemeente des Heren komen; zelfs hun tiende geslacht zal nimmer in de gemeente des Heren komen,

4. omdat zij u bij uw uittocht uit Egypte op de weg niet met brood en water tegemoet gekomen zijn, en omdat zij tegen u Bileam, de zoon van Beor, uit Petor in Mesopotamië, gehuurd hadden om u te vervloeken.

5. Maar de Here, uw God, heeft naar Bileam niet willen luisteren en de Here, uw God, heeft de vloek voor u in een zegen veranderd, omdat de Here, uw God, u liefhad.

6. Gij zult zolang gij leeft nimmer de vrede en het goede voor hen zoeken.

7. De Edomiet zult gij niet verafschuwen, want hij is uw broeder. De Egyptenaar zult gij niet verafschuwen, want gij zijt vreemdeling geweest in zijn land.

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 23