Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 22:19-29 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

19. hem een boete van honderd zilverlingen opleggen en die aan de vader van het meisje geven – omdat hij een slechte naam aan een Israëlitische maagd bezorgd heeft; en zij zal hem tot vrouw zijn: hij zal haar niet mogen wegzenden, zolang hij leeft.

20. Maar indien deze beschuldiging waar is en de maagdelijkheid bij het meisje niet gevonden is,

21. dan zal men het meisje voor de ingang van het huis van haar vader brengen, en de mannen van haar stad zullen haar stenigen, zodat zij sterft – omdat zij een schanddaad in Israël gepleegd heeft door in het huis van haar vader ontucht te bedrijven. Zo zult gij het kwaad uit uw midden wegdoen.

22. Wanneer een man betrapt wordt, terwijl hij gemeenschap heeft met een vrouw, die gehuwd is, dan zullen zij beiden sterven: de man, die met de vrouw gemeenschap gehad heeft, en ook de vrouw. Zo zult gij het kwaad uit Israël wegdoen.

23. Wanneer een man een meisje, dat nog maagd is en dat met iemand ondertrouwd is, in de stad ontmoet en gemeenschap met haar heeft,

24. dan zult gij hen beiden naar de poort van die stad brengen en hen stenigen, zodat zij sterven: het meisje, omdat zij in de stad niet om hulp geroepen heeft, en de man, omdat hij de vrouw van zijn naaste onteerd heeft. Zo zult gij het kwaad uit uw midden wegdoen.

25. Maar als de man het ondertrouwde meisje in het veld ontmoet, haar vastgrijpt en gemeenschap met haar heeft, dan zal alleen de man sterven, die gemeenschap met haar gehad heeft;

26. het meisje echter zult gij niets doen, aan het meisje kleeft geen zonde, waarop de doodstraf staat, want dit geval is hetzelfde als wanneer iemand zich tegen zijn naaste keert en hem om het leven brengt.

27. Want hij heeft haar in het veld ontmoet; het ondertrouwde meisje heeft om hulp geroepen, maar er was niemand, die haar te hulp kwam.

28. Wanneer een man een meisje ontmoet, dat nog maagd is en niet ondertrouwd, haar aangrijpt en gemeenschap met haar heeft, en zij worden betrapt –

29. dan zal de man, die bij haar gelegen heeft, aan de vader van het meisje vijftig zilverlingen geven, en zij zal hem tot vrouw zijn, omdat hij haar onteerd heeft; hij zal haar niet mogen wegzenden, zolang hij leeft.

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 22