Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 21:8-12 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

8. Doe verzoening voor uw volk Israël, dat Gij bevrijd hebt, Here, en leg geen onschuldig bloed in het midden van uw volk Israël. Dan zal het bloed voor hen verzoend zijn.

9. Zo zult gij het onschuldig bloed uit uw midden wegdoen, want zo doet gij wat recht is in de ogen des Heren.

10. Wanneer gij uittrekt ten strijde tegen uw vijanden en de Here, uw God, hen in uw macht geeft en gij uit hen gevangenen maakt,

11. en gij ziet onder de gevangenen een vrouw, schoon van gestalte, zodat gij behagen in haar hebt en haar tot vrouw wilt nemen,

12. dan zult gij haar in uw huis brengen; zij zal haar hoofdhaar afscheren, haar nagels knippen,

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 21