Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 21:6-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

6. En al de oudsten van die stad – zij, die het dichtst bij de vermoorde wonen – zullen hun handen wassen boven de jonge koe, waarvan in het dal de nek gebroken is,

7. en zij zullen betuigen: Onze handen hebben dit bloed niet vergoten en onze ogen hebben het niet gezien.

8. Doe verzoening voor uw volk Israël, dat Gij bevrijd hebt, Here, en leg geen onschuldig bloed in het midden van uw volk Israël. Dan zal het bloed voor hen verzoend zijn.

9. Zo zult gij het onschuldig bloed uit uw midden wegdoen, want zo doet gij wat recht is in de ogen des Heren.

10. Wanneer gij uittrekt ten strijde tegen uw vijanden en de Here, uw God, hen in uw macht geeft en gij uit hen gevangenen maakt,

11. en gij ziet onder de gevangenen een vrouw, schoon van gestalte, zodat gij behagen in haar hebt en haar tot vrouw wilt nemen,

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 21