Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 21:19-23 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

19. dan zullen zijn vader en moeder hem grijpen en naar de oudsten van zijn stad brengen, in de poort van zijn woonplaats,

20. en zij zullen tot de oudsten van zijn stad zeggen: Deze zoon van ons is weerbarstig en weerspannig, hij wil naar ons niet luisteren, hij is een doorbrenger en een drinker.

21. Dan zullen alle mannen van zijn stad hem stenigen, zodat hij sterft. Zo zult gij het kwaad uit uw midden wegdoen; geheel Israël zal dit horen en vrezen.

22. Wanneer iemand een zonde begaat, waarop de doodstraf staat, en hij wordt ter dood gebracht en gij hangt hem aan een paal,

23. dan zal zijn lijk gedurende de nacht niet aan de paal blijven, maar gij zult hem dezelfde dag nog begraven, want een gehangene is door God vervloekt en gij zult het land dat de Here, uw God, u als erfdeel geven zal, niet verontreinigen.

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 21