Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 20:1-4 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Wanneer gij ten strijde trekt tegen uw vijanden, en gij ziet paarden en wagens: een volk, talrijker dan gij – dan zult gij daarvoor niet vrezen, want de Here, uw God, is met u, die u uit het land Egypte heeft gevoerd.

2. Wanneer gij dan vlak voor de strijd staat, moet een priester naar voren treden, het volk toespreken

3. en zeggen: Hoor, Israël! Gij staat thans vlak voor de strijd tegen uw vijanden; laat uw hart niet week worden, vreest niet, wordt niet angstig en siddert niet voor hen,

4. want de Here, uw God, is het, die met u gaat om voor u te strijden tegen uw vijanden, ten einde u de overwinning te geven.

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 20