Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 18:15-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

15. Een profeet uit uw midden, uit uw broederen, zoals ik ben, zal de Here, uw God, u verwekken; naar hem zult gij luisteren.

16. Juist zoals gij van de Here, uw God, gevraagd hebt op Horeb, op de dag der samenkomst, toen gij zeidet: Ik wil niet langer de stem van de Here, mijn God, horen en dit grote vuur niet langer zien, opdat ik niet sterve.

17. Toen zeide de Here tot mij: Het is goed, wat zij gesproken hebben;

18. een profeet zal Ik hun verwekken uit het midden van hun broederen, zoals gij zijt; Ik zal mijn woorden in zijn mond leggen, en hij zal alles tot hen zeggen, wat Ik hem gebied.

19. De man, die niet luistert naar de woorden welke hij in mijn naam spreken zal, van die zal Ik rekenschap vragen.

20. Maar een profeet, die overmoedig genoeg is om in mijn naam een woord te spreken, dat Ik hem niet gebood te spreken, of die in de naam van andere goden spreekt – die profeet zal sterven.

21. Wanneer gij nu bij uzelf mocht zeggen: Hoe onderkennen wij het woord dat de Here niet gesproken heeft? –

22. als een profeet spreekt in de naam des Heren en zijn woord wordt niet vervuld en komt niet uit, dan is dit een woord, dat de Here niet gesproken heeft; in overmoed heeft de profeet het gesproken, gij zult voor hem niet vrezen.

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 18