Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 18:1-8 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. De levitische priesters, de gehele stam Levi, zullen geen bezit of erfdeel hebben tezamen met Israël; van de vuuroffers des Heren en Diens erfdeel zullen zij eten,

2. maar onder zijn broeders zal hij geen erfdeel hebben: de Here is zijn erfdeel, zoals Hij hem beloofd heeft.

3. Dit nu is het recht der priesters ten opzichte van het volk, van hen die een slachtoffer brengen, hetzij een rund hetzij een stuk kleinvee: men zal de priester geven de schouder, de beide wangstukken en de maag.

4. De eerstelingen van uw koren, uw most en uw olie en de eerste wol van uw schapen zult gij hem geven.

5. Want de Here, uw God, heeft hem uit al uw stammen uitverkoren, opdat hij voor de Here zou staan en dienst zou doen in zijn naam, hij en zijn zonen, altijd door.

6. Wanneer nu een Leviet komt uit een van uw steden in geheel Israël, waar hij als vreemdeling vertoeft, en naar de wens van zijn hart gaat naar de plaats die de Here verkiezen zal,

7. en dienst doet in de naam van de Here, zijn God, zoals al zijn broeders, de Levieten, die daar vóór het aangezicht des Heren staan,

8. dan zal hij dezelfde inkomsten hebben als zij, niet medegerekend wat hij door verkoop van zijn vaderlijk goed verworven heeft.

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 18