Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 13:1-5 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Wanneer onder u een profeet optreedt of iemand, die dromen heeft, en hij u een teken of een wonder aankondigt,

2. en het teken of het wonder komt, waarover hij u gesproken heeft met de woorden: laten wij andere goden achterna lopen, die gij niet gekend hebt, en laten wij hen dienen –

3. dan zult gij naar de woorden van die profeet of van die dromer niet luisteren; want de Here, uw God, stelt u op de proef om te weten, of gij de Here, uw God, liefhebt met uw ganse hart en met uw ganse ziel.

4. De Here, uw God, zult gij volgen, Hem vrezen, zijn geboden houden en naar zijn stem luisteren: Hem zult gij dienen en aanhangen.

5. Die profeet of dromer zal ter dood gebracht worden, omdat hij afval gepredikt heeft van de Here, uw God, die u uit het land Egypte geleid en uit het diensthuis verlost heeft – om u af te trekken van de weg, die de Here, uw God, u geboden heeft te gaan. Zo zult gij het kwaad uit uw midden wegdoen.

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 13