Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 12:4-8 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

4. Niet alzo zult gij de Here, uw God, dienen.

5. Maar de plaats, die de Here, uw God, uit het gebied van al uw stammen verkiezen zal om daar zijn naam te vestigen, om daar te wonen, die zult gij zoeken en daarheen zult gij gaan.

6. Daarheen zult gij brengen uw brandoffers en slachtoffers, uw tienden en uw wijgeschenken, uw gelofteoffers en uw vrijwillige offers, de eerstgeborenen van uw runderen en van uw kleinvee.

7. Daar zult gij eten voor het aangezicht van de Here, uw God, en u verheugen, gij en uw huisgezinnen, over alles wat gij ondernomen hebt, waarin de Here, uw God, u gezegend heeft.

8. Gij zult geenszins doen wat wij hier thans doen: ieder geheel naar eigen goeddunken.

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 12