Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 12:31-32 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

31. Niet alzo zult gij de Here, uw God, dienen; want al wat de Here een gruwel is, wat Hij haat, doen zij voor hun goden; zelfs hun zonen en hun dochters verbranden zij voor hun goden met vuur.

32. Al wat ik u gebied, zult gij naarstig onderhouden; gij zult daaraan niet toedoen, noch daarvan afdoen.

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 12