Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 11:4-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

4. en wat Hij gedaan heeft met het leger van Egypte, met zijn paarden en zijn wagenen: hoe Hij de wateren der Schelfzee hen deed overstromen, toen zij u achtervolgden en hoe de Here hen ten onder gebracht heeft tot op deze dag;

5. en wat Hij u gedaan heeft in de woestijn, tot gij kwaamt op deze plaats,

6. ook wat Hij aan Datan en Abiram, de zonen van Eliab, de zoon van Ruben, gedaan heeft: hoe de aarde haar mond opensperde en hen verzwolg met hun huisgezinnen, tenten en alle have, die zij meevoerden, in het midden van geheel Israël;

7. want uw ogen hebben heel het grote werk gezien, dat de Here gedaan heeft.

8. Onderhoudt dus heel het gebod, dat ik u heden opleg, opdat gij sterk zijn moogt en het land binnengaan en in bezit nemen, waarheen gij trekt om het als bezit te verwerven,

9. en opdat gij lang moogt leven in het land, waarvan de Here uw vaderen gezworen heeft, dat Hij het hun en hun nageslacht zou geven, een land vloeiende van melk en honig.

10. Want het land, waarheen gij komt om het in bezit te nemen, is niet als het land Egypte, waaruit gij getrokken zijt, dat gij na het zaaien kunstmatig moest drenken als een moestuin.

11. Maar het land, waarheen gij trekt om het in bezit te nemen, is een land van bergen en dalen, dat water drinkt van de regen des hemels;

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 11